1. Jezus wil graag dat de kind’ren een zonnestraaltje zijn, altijd proberen te dienen, ja, waar zij mogen zijn.
Voor Jezus, voor Jezus wil ik als zonnestraal schijnen, voor Jezus, voor Jezus wil ik een zonnestraal zijn.
2. Jezus zei ook: wees toch vrolijk en goed voor groot en klein; toon dat je thuis en bij and’ren heel vriendelijk kan zijn.
Voor Jezus, voor Jezus wil ik als zonnestraal schijnen, voor Jezus, voor Jezus wil ik een zonnestraal zijn.