1. (Kind) Leer mij te wand’len in ’t licht van de Heer; leer mij te bidden tot Hem altijd weer dat ik mijn oog op het goede steeds richt. Leer mij, leer mij te wand’len in ’t licht.
2. (Ouder) Laat ons tezamen toch leren, mijn kind, van zijn geboden, ja, dat Hij ons mint, tot wij verschijnen voor zijn aangezicht, altijd, altijd te wand’len in ’t licht.
3. (Beiden) Hemelse Vader, wij danken U zeer voor uwe leiding en liefde zo teer. Dankbaar tot U is ons loflied gericht, blij nu, blij nu, wij wand’len in ’t licht.