1. Geen wieg voor een Koning, een kribbe alleen,
geen plaats in een woning voor ’t Kindeke klein.
De sterren, zij straalden, verspreidden hun pracht,
toen Jezus zou komen in donkere nacht.
Hij slaapt, (Hij slaapt,) Hij slaapt, (Hij slaapt,)
Hij slaapt, de Redder in de stal.
Hij slaapt, (Hij slaapt,) Hij slaapt, (Hij slaapt,)
Hij slaapt, de Heer van ’t al.
2. De os en de ezel hebt Gij wel gehoord,
toch heeft het uw vrede en rust niet verstoord.
Ik bid U, Heer Jezus, laat stralen het licht,
en houd zo mijn ogen op U steeds gericht.
Hij slaapt, (Hij slaapt,) Hij slaapt, (Hij slaapt,)
Hij slaapt, de Redder in de stal.
Hij slaapt, (Hij slaapt,) Hij slaapt, (Hij slaapt,)
Hij slaapt, de Heer van ’t al.
3. Blijf bij mij, Heer Jezus, wijk niet van mijn zij!
Ik bid U, schenk immer uw liefde aan mij.
Ach, dat ik mag worden als ’n kindeke klein,
en uw heilige woning eens waardig mag zijn.
Hij slaapt, (Hij slaapt,) Hij slaapt, (Hij slaapt,)
Hij slaapt, de Redder in de stal.
Hij slaapt, (Hij slaapt,) Hij slaapt, (Hij slaapt,)
Hij slaapt, de Heer van ’t al.
Tekst: Anon., ca 1883, Philadelphia
Muziek: Charles H. Gabriel (1856–1932)