1. Huiv’ring wekt dit woord des Heren:
weest gij volmaakt!
Maar met God mag men ’t proberen:
weest gij volmaakt!
’t Volgzaam kind, gelovig dader,
kan eens worden als zijn Vader:
weest gij volmaakt!
Weest gij volmaakt!
2. ’t Klonk tot helden uit de Schriften:
weest gij volmaakt!
die het diep in ’t harte griften:
weest gij volmaakt!
Al beloonde God hun streven,
eens zou Hij iets beters geven:
weest gij volmaakt!
Weest gij volmaakt!
3. Ons is ’t beet’re nu geschonken:
weest gij volmaakt!
Schalm wordt weer aan schalm geklonken:
weest gij volmaakt!
Zonder die volkomen keten
wordt geen volheid toegemeten:
weest gij volmaakt!
Weest gij volmaakt!
4. Werkt dan voor en met de doden:
weest gij volmaakt!
Werkt met eng’len en met goden:
weest gij volmaakt!
Eeuw’ge schakels moet gij smeden,
bindt het heden aan ’t verleden:
weest gij volmaakt!
Weest gij volmaakt!