1. Tot U, o Heer, richt ik mijn zang,
dankbaar voor al wat ik ontvang.
Mijn hart springt op en mijn ziel juicht
wanneer uw Geest tot mij getuigt.
Zalig het woord dat ik hier heb gehoord!
Heer, wees mijn gids in dit tijd’lijke oord.
Moog ’k met geduld steeds doen mijn deel.
Vul met uw woord
mijn hart geheel.
2. Wilt Gij, o Heer, zalven mijn oog,
richten mijn blik tot U omhoog,
opdat ik steeds helder moog’ zien
wat ’k in geloof eenmaal verdien.
Moge mijn ziel dus vervuld zijn met licht.
Help mij indachtig te zijn aan mijn plicht.
Mag ik dan eens uw rijk betreên;
leid mij, o Heer, leid mij erheen.
3. Vat moed, mijn ziel, wees niet bedroefd!
Weet dat gij nooit lang treuren hoeft.
Maak uzelf los van ’t aards gedruis;
God wacht u in zijn hemels huis.
Nu ik mij onder de mensen weer meng
en van de geest die hier heerst hun iets breng,
blijf mij, o Heer, immer nabij,
sta met uw liefd’ steeds aan mijn zij.