1. Geknield en met berouwvol hart, Heer, komen wij tot U in stil en overluid gebed; o, schenk uw Geest ons nu.
O, voed de ziel, ja, vul het hart en wijd ons vasten, Heer, dat aan uw tegenwoordigheid wij ons vergasten weer.
2. Wij hebben ook ons brood gedeeld, verlicht de zware last, de vreemd’ling vond een open deur; ontvang nu ons als gast.
O, voed de ziel, ja, vul het hart en wijd ons vasten, Heer, dat aan uw tegenwoordigheid wij ons vergasten weer.
3. Wij geven ons getuigenis uit blijde dankbaarheid voor wonderen en zegening; blijf bij ons t’ allen tijd.
O, voed de ziel, ja, vul het hart en wijd ons vasten, Heer, dat aan uw tegenwoordigheid wij ons vergasten weer.