Book cover

God onzer vaad’ren, U roepen wij aan

Lofzangen, 48


0:00 0:00
Introduction
All Verses

1. God onzer vaad’ren, U roepen wij aan, kind’ren van ’t volk dat uw woord heeft verstaan. Geef dat ons hart met uw heilig vuur brand’, nimmer de zonde verpand.

Nimmer, nimmer, nimmer de zonde verpand. Immer, immer, immer beloften gestand.

2. Dankbaar voor alles waarvan G’ons voorziet, loven en prijzen wij U in ons lied. Leidsman en Gids, laat ons houden uw hand, nimmer de zonde verpand.

Nimmer, nimmer, nimmer de zonde verpand. Immer, immer, immer beloften gestand.

3. Geest’lijke gaven versieren uw kerk; Zion blijft bloeien, wordt glansrijk en sterk. ’t Slagwoord luidt: Blijf in de heilige band, nimmer de zonde verpand.

Nimmer, nimmer, nimmer de zonde verpand. Immer, immer, immer beloften gestand.

4. Sterk in de strijd door de kracht die Gij schenkt, streven wij voorwaarts naar ’t doel dat ons wenkt: glorie en heil in het hemelse land, nimmer de zonde verpand.

Nimmer, nimmer, nimmer de zonde verpand. Immer, immer, immer beloften gestand.