1. Tempels op de berg des Heren, Zions lichtend aureool; voorportalen der verhoging, van Gods liefde schoon symbool. En hun lieflijkde gewelven wenken tot sereniteit trouwe kind’ren der belofte, aan een heil’ge dienst gewijd.
2. Eeuwig en genadig Vader, zuiver ons in hart en geest. Maak de arbeid in uw tempel tot een blij verlossingsfeest, tot wij eenmaal zijn verzegeld aan ons dierbaar voorgeslacht en voor eeuwig bij hen wonen in celestiale pracht.
3. Heft uw stem, o hemelkoren, in gezang van dankb’re lof aan de grote Vorst Immanuel, die de doodskracht overtrof! Alle bergen, juicht van vreugde! Gij valleien, roept nu luid, want eens gaan al de gevang’nen blij hun duist’re kerker uit.