1. Nader, mijn God, tot U, nader tot U! Kwelt mij een smart’lijk kruis: nader tot U! Toch zal in smart en pijn dit steeds mijn leuze zijn: Nader, mijn God, tot U, nader tot U!
2. Is ’t, als bij Jakob eens, nacht om mij heen, en ik tot rustplaats vind ook slechts een steen, daar, in het droomdomein, zal ook mijn bede zijn: Nader, mijn God, tot U, nader tot U!
3. Houdt Gij de ladder mij duid’lijk voor ’t oog; zij voert mij tree voor tree tot U omhoog. Eng’len gebaren mij nader tot uwer zij, Nader, mijn God, tot U, nader tot U!
4. Is straks de nacht voorbij, dan meldt mijn lied dat Gij ook in de nacht mij niet verliet. Dan voel ik grote vreugd en zing ik diep verheugd: Nader, mijn God, tot U, nader tot U!