1. Zullen wij elkaar ontmoeten aan de overzij van ’t meer? Waar de golven zachtjes kabb’len, want daar zijn geen stormen meer.
Ja, ik zal, ja, ik zal, ja, ik zal u daar ontmoeten en met blijdschap u begroeten aan de overzij van ’t meer.
2. Zullen wij elkaar ontmoeten in die haven, wonderschoon, vrij van alle zorg en smarten, vrij van alle spot en hoon?
Ja, ik zal, ja, ik zal, ja, ik zal u daar ontmoeten en met blijdschap u begroeten aan de overzij van ’t meer.
3. Zullen wij elkaar ontmoeten in die stad, zo heerlijk mooi, gans vervuld van pracht en luister, in een hemels witte tooi?
Ja, ik zal, ja, ik zal, ja, ik zal u daar ontmoeten en met blijdschap u begroeten aan de overzij van ’t meer.
4. Zullen wij elkaar ontmoeten als eens Jezus wederkeert, en met Hem voor eeuwig wonen in het rijk waar Hij regeert?
Ja, ik zal, ja, ik zal, ja, ik zal u daar ontmoeten en met blijdschap u begroeten aan de overzij van ’t meer.