1. Een engel van de Heer,
die ’t lange zwijgen brak,
daald’ uit de hemel neer,
en dit is wat hij sprak:
Zie, in Cumorah wordt in d’ aard’
sinds lang een heilig boek bewaard.
Zie, in Cumorah wordt in d’ aard’
sinds lang een heilig boek bewaard.
2. Moroni, eeuwen her,
begroef in d’ aard’ dat woord,
’t moest wachten daar tot er
een godsspraak kwam: Kom voort
en kondig, een heraut gelijk,
de naad’ring aan van Christus’ rijk!
En kondig, een heraut gelijk,
de naad’ring aan van Christus’ rijk!
3. ’t Wijst Jozefs nakroost aan
en spreekt van ’t overschot
van volk’ren lang vergaan,
eens weggeleid door God.
Ook ’s evangelies volheid is
vervat in die geschiedenis.
Ook ’s evangelies volheid is
vervat in die geschiedenis.
4. De tijd is nu vervuld,
de lang verwachte dag;
de nacht die d’aard’ omhult,
wijkt voor dit groot verslag.
Verbreek de zegels, toon met kracht
de wereld nu zijn licht en pracht.
Verbreek de zegels, toon met kracht
de wereld nu zijn licht en pracht.
5. Nu zal blij huiswaarts gaan
’t verstrooide Israël,
zijn rijkdom wijden aan
Jeruzalems herstel;
wijl Zion rijst, in glans gehuld,
en d’aard’ met godd’lijk licht vervult,
wijl Zion rijst, in glans gehuld,
en d’aard’ met godd’lijk licht vervult.