1. Stijg’ ons lied nu zoet en teer
want de sabbat is er weer,
voor ’s mensen rust,
voor ’s mensen rust
en opdat hij dankt de Heer,
van zijn goedheid zich bewust,
van zijn goedheid zich bewust.
2. Heil’ge dag, van zorgen vrij;
’t eeuw’ge leven zoeken wij,
dat loon zo groot,
dat loon zo groot,
nemen ’t avondmaal,
want Hij heeft gezegd: gedenk mijn dood,
heeft gezegd: Gedenk mijn dood.
3. Lieflijk ruist het plechtig lied,
wijl een elk zijn gabe biedt:
’t berouwvol hart,
’t berouwvol hart,
’t offer dat de Heer graag ziet,
die ons vreugde geeft voor smart,
die ons vreugde geeft voor smart.
4. Heilig, heilig is de Heer;
kostbaar, kostbaar is zijn leer:
bekeer u en leef,
bekeer u en leef.
Ook al zijn uw zonden groot,
kom tot Hem en Hij vergeeft,
kom tot Hem en Hij vergeeft.