1. Elk ziet schoonheid in het rond
als er liefde heerst;
vreugd vervult dan hart en mond,
als er liefde heerst.
Vrede, voorspoed vinden wij,
lachend zoet aan elke zij.
Tijd gaat aangenaam voorbij
als er liefde heerst.
Als in ’t hart liefde heerst;
tijd gaat aangenaam voorbij
als er liefde heerst.
2. Elke woning is vol vreugd
als er liefde heerst;
haat noch nijd belaagt de deugd
als er liefde heerst.
Rozen bloeien om ons heen,
’s hemels invloed heerst beneên.
Vol van heil zijn ’s levens schreên
als er liefde heerst.
Als in ’t hart liefde heerst;
vol van heil zijn ’s levens schreên
als er liefde heerst.
3. Vriend’lijk blikt de hemel neer
als er liefde heerst;
niets verstoort de vrede meer
als er liefde heerst.
Schone bloemen boeien ’t oog,
helder is de hemelboog.
Eng’len juichen in den hoog’,
als er liefde heerst.
Als in ’t hart liefde heerst;
eng’len juichen in de hoog’,
als er liefde heerst.