Book cover

O Betlehem, gij kleine stad

Lofzangen, 145


0:00 0:00
Introduction
All Verses

1. O Betlehem, gij kleine stad, wat is uw sluimer zoet, het sterrenheer ziet zwijgend neer terwijl ’t zijn ronde doet. Maar in uw donk’re straten het eeuwig licht verscheen, de hoop en vrees van alle vlees zijn thans in u bijeen.

2. Want Christus, als Maria’s Zoon, kwam need’rig in een stal; bewaakt door ’t heer uit hoger sfeer slaapt zacht de God van ’t al. Bezingt, o morgensterren, de heilige geboort’, prijst luide d’eer van God, de Heer, en vreed’ in ’s mensen oord.

3. Hoe vreedzaam stil, hoe vreedzaam stil komt ’s hemels heilig Kind! Zo zendt de Heer zijn zegen neer tot elk die Hem bemint. Geen oor hoort Hem ooit komen, maar in dit rijk des leeds, waar ’t vroom gemoed Hem blij begroet, maakt Hij zijn woon nog steeds.