1. Ere de man tot wie sprak weer Jehovah,
die tot profeet werd gezalfd door de Heer.
Hij was d’ontsluiter der laatste bedeling,
eens geven volken en vorsten hem eer.
Heil de profeet, nu in hemelse sferen,
thans door verraders noch wreedaards gekweld.
Met God vereend zoekt hij ’t heil van zijn broeders,
nooit kan de dood meer verwinnen de held.
2. Blijf hem gedenken, hij stierf als een mart’laar,
groot’lijks gezegend zij immer zijn naam!
Lang zal zijn bloed, door de moord’naars vergoten,
roepen ten hemel wijl d’aard’ meldt zijn faam.
Heil de profeet, nu in hemelse sferen,
thans door verraders noch wreedaards gekweld.
Met God vereend zoekt hij ’t heil van zijn broeders,
nooit kan de dood meer verwinnen de held.
3. Groot is zijn glorie, zijn priesterschap eind’loos,
eeuwig behoudt hij de sleutels en macht.
Eenmaal gekroond naast al d’oude profeten,
treedt de getrouw’ in het rijk dat hem wacht.
Heil de profeet, nu in hemelse sferen,
thans door verraders noch wreedaards gekweld.
Met God vereend zoekt hij ’t heil van zijn broeders,
nooit kan de dood meer verwinnen de held.
4. Opoff’ring brengt voort de zegen des hemels;
’t bloed van die Godsman vergeldt eens de Heer!
Wereld, ontwaak om de Rechter t’ontmoeten,
heel ’t mensdom kent ‘broeder Joseph’ eens weer.
Heil de profeet, nu in hemelse sferen,
thans door verraders noch wreedaards gekweld.
Met God vereend zoekt hij ’t heil van zijn broeders,
nooit kan de dood meer verwinnen de held.