1. Uw dienst is zoet, mijn God en Heer!
Uw naam bewijs ik lof en eer,
steeds prijs ik uw verlossingsplan,
spreek van uw goedheid waar ik kan.
2. Zoet is de dag, aan rust gewijd,
’k voel mij van aardse zorg bevrijd.
O harte mijn, gans onbeklemd,
wees steeds als Davids harp gestemd.
3. Mijn hart zal roemen in mijn Heer,
zijn daden prijzen immermeer.
Lof voor zijn groot genadewerk!
Lof voor mijn Rots, onwrikbaar sterk!
4. Groot zal eens d’ eer zijn die ’k U breng,
als ik met d’ eng’lenschaar mij meng,
als ik op die verheven dag
uw aangezicht aanschouwen mag.
5. Dan zal mijn vreugd volkomen zijn,
en ben ik vrij van smart en pijn;
dan spreekt Hij in zijn majesteit:
Treed in de woning, u bereid.