1. De Heer is mijn Herder, ’k heb al wat mij lust,
Hij leidt mijne schreden, bewaart mijne ziel,
Hij voert mij al zachtkens, naar waat’ren der rust,
Hij schraagt m’als ik wankel, Hij droeg m’als ik viel,
Hij schraagt m’als ik wankel, Hij droeg m’als ik viel.
2. Door dalen en schaduw des doods zal ik gaan,
want Hij is mijn Herder, zorgt teder voor mij,
zijn hand leidt mij voorwaarts, met zegen belaân,
geen kwaad kan mij naken als Hij is nabij,
geen kwaad kan mij naken als Hij is nabij.
3. De Heer is mijn Herder, zijn gusten zijn veel,
Hij nam al mijn zonden, die Hij voor mij droeg,
te midden van smarten is zegen mijn deel,
Hij geeft mij met liefde, nog meer dan ik vroeg,
Hij geeft mij met liefde, nog meer dan ik vroeg.