1. Wij danken U, Heer, voor profeten,
ons tot leiding in deez’ laatste tijd,
wij danken voor ’t rein evangelie,
welks licht onze ziel zo verblijdt.
Wij danken voor iedere zegen
die Gij uitstort van uw milde troon,
wij achten het vreugd U te dienen,
vervullen met liefd’ uw geboôn.
2. Als stormen van moeit’ ons bedreigen
en haast onze vreê doen vergaan,
dan houdt nog het anker der hope,
weldra breekt voor ons redding aan.
Wij twijf’len ook niet aan Gods goedheid,
wij hebben Hem dikwijls beproefd.
Zeg hun toch die Zion bestrijden
dat Gods wraak niet lang meer vertoeft.
3. Ons loflied voor gunst en genade
tot Hem dag en nacht is gericht;
verheugd zijn w’in ’t schoon evangelie,
gekoesterd in zijn levend licht.
Zo gaat tot zijn eeuw’ge volmaking
de trouwe, d’oprechte van hart,
wijl hem die verwerpt deze boodschap
ten deel valt eens wroeging en smart.