1. Gij ouderlingen Isr’els, vereent u met mij
en zoekt ’t volk des Heren, ja, waar dat ook zij –
op bergen, in dalen, op land of op zee –
en neemt het uit Babel naar Zion in vreê.
O Babylon, o Babylon, van ons wees gegroet,
nu richt zich naar Efr’ims gebergt’ onze voet.
2. De oogst is zeer groot en de werkers niet veel,
maar zijn wij vereend, dan is Gods kracht ons deel.
Wij zaam’len het graan tussen ’t onkruid vandaan,
en leiden Gods kind’ren naar veilige paân.
O Babylon, o Babylon, van ons wees gegroet,
nu richt zich naar Efr’ims gebergt’ onze voet.
3. Wij zorgen voor d’ armen, als Jezus eens deed,
bezoeken die treuren, verlichten hun leed,
verblijden hun ziel met zijn boodschap en leer,
en spreken van Zion, het land van de Heer.
O Babylon, o Babylon, van ons wees gegroet,
nu richt zich naar Efr’ims gebergt’ onze voet.
Tekst: naar Cyrus H. Wheelock (1813–1894)
Muziek: Thomas H. Bayly (1797–1839), bew.